Spekkoek - Het leven van Julie, een Indisch meisje

Het verhaal over Julie laat zich lezen zoals het recept voor een te bereiden Indische spekkoek. Het verhaal is opgebouwd uit vele laagjes met ingrediënten uit Nederlands-Indië, Nederland en vele andere landen. Julie is geboren op Java. Onderdeel van een voormalige kolonie waar de Nederlanders meer dan 350 jaar aanwezig zijn geweest. Een Rijksgebiedsdeel wat de Nederlandse regering na een bittere strijd in 1949 op heeft moeten geven. 

Uiteindelijk vertrokken vanaf 1945 meer dan 350.000 Nederlanders of 'gemengdbloedigen' naar een vaderland waar het merendeel nooit eerder was geweest. Een land wat zij alleen maar kenden uit verhalen. Naar een land wat niet écht zat te wachten op deze grote toevloed van voor het merendeel bruin getinte immigranten.  

De boekpublicatie zal een andere structuur hebben dan deze blog berichten. De in dit blog opgenomen artikelen zijn het resultaat van nog niet afgesloten onderzoek of eigenlijk een zoektocht en zullen wat dit blog betreft ingaan op de geschiedenis van Julie in Nederlands-Indië en later in Nederland. Anders dan het boek biedt dit blog de gelegenheid foto's te bekijken en door te 'linken' naar andere website's die als bron hebben gediend of nadere toelichting geven. 

In dit blog ligt het accent met opzet niet op de bekende Indische Tempo Doeloe sfeer waarin gedroomd wordt over het oude Indië en het vaak geromantiseerde verleden. Het accent ligt op verdringing en ontkenning van een soms bitter en zwaarmoedig stemmend verleden en de invloed die dit heeft gehad op Julie's leven en daardoor ook op haar kinderen en verdere nakomelingen. De in dit blog verkorte impressies uit het leven van Julie  worden afgewisseld met feiten die soms een geheel nieuw licht werpen op de reeds bekende verhalen uit Nederlands-Indië die door mythe vorming, ontkenning maar ook relativering achteraf kleuren kregen die in die periode nooit werden gebruikt. 


Toen Julie in 2001 overleed had zij een dunne kartonnen map voor de schrijver van dit verhaal achter gelaten met daarop zijn naam en de tekst 'Alle belangrijke bewijsstukken'De schrijver van dit blog ben ik. Als zoon heb ik jarenlang een moeizame relatie gehad met Julie en ook met haar echtgenoot Anton. Want Anton is mijn vader. Als zoon moest ik mij eerst trachten te bevrijden uit de klemmen en voetangels die het opgroeien bij Julie en Anton hadden veroorzaakt. 

En is dat gelukt, ben ik vrij? Immers, die rotoorlogen in Nederland en Indië hebben een grote rol gespeeld in het steeds maar groeiende gezin van Anton en Julie. Ik ben geboren aan het begin van de 'grijze' jaren vijftig. In een gezin wat gedomineerd werd door twee culturen. In de periode toen het Nederland van mijn vader zich herstelde van de gevolgen van de 1940-1945 oorlog en het Indonesië van mijn moeder zich tegen de zin van de Nederlandse overheid los wenste te maken van Nederland. 

Pas vanaf de jaren '60 kreeg Nederland weer kleur. De welvaart nam toe. De opbouw van het land als gemeenschap met dezelfde regels en wetten werd minder belangrijk. Het individu mocht zich laten zien. Het werd 'ik ben' of 'ik wil'. Er kwamen nieuw immigranten vanaf de jaren '60. Immigranten die zich zeker niet zo makkelijk en stilzwijgend zouden vestigen als de Indo's. Zij worden allochtonen genoemd. 

En thuis? Was het wel een thuis? Bij Julie en Anton? Daar waren twee culturen. De overheersende Hollandse cultuur van Anton en de bescheiden maar trotse Indo-Europeese cultuur van Julie. Met aanvullingen en kleine verwijzingen van haar moeder Charlotte die regelmatig een paar maanden in  huis woonde en dan, na woorden met Anton weer voor een paar maanden verdween om pas later in de jaren zestig volledig in te trekken. 

Er was door de aanwezigheid van oma Charlotte altijd, die bijna ongrijpbare Indische zweem in huis. De warme geur van een Indische kruiden die wat onverschillig in potjes en zakjes in de buurt van de grote pannen met Hollandse pot stonden. Ik ging op vijftien jarige leeftijd het huis uit. Het was mij 'thuis' te benauwd geworden  Heb ik dan niets meer over je te zeggen; vroeg Julie. Ik had afstand nodig. Om soms vanuit de verte wat dichterbij te komen. Om te luisteren en te vragen. Ma, wat is er vroeger toch gebeurd? Met Pa en jou?

Het duurde bijna vijftig jaar om de puzzelstukjes van het leven van Julie en Anton te verzamelen. Om hún leven  proberen te begrijpen en waar zij vandaan kwamen. Anton sprak veel maar vertelde eigenlijk weinig. Julie was zwijgzaam en gesloten. Maar áls Julie vertelde dan waren het vaak korte en indrukwekkende en veelal zeer gedetailleerde flarden van kindergeluk en later zware beproevingen. Er bevonden zich wat foto's in het dossiermapje. En een schrift met een kartonnen kaft uit Thailand 1996. Julie was op weg gegaan naar Indonesië Julie maar durfde uiteindelijk niet door te reizen. In dit schrift het begin van een door Julie begonnen biografie waarin de hoofdpersonen zoals haar grootouders en ouders gefingeerde namen kregen. Daarnaast circa veertig brieven en 'doorslagen' van getypte brieven en brieven die Julie 'bewijstukken' noemden. Brieven aan Anton, de kinderen en aan haar broer. Jarenlang lag het 'dossier' op een boekenplank in mijn kast. 

Pas eind 2010 was er voldoende afstand om de weinige brieven en documenten door te nemen. Het zeer beperkte aantal foto's en de korte alinea's uit haar brieven schetsen een beeld van haar onrustige jeugd en de verschrikkingen tijdens de Japanse bezetting van 1942 tot 1945 met daarna de Bersiap-periode toen de Indonesische Nationalisten het roer in Indonesië over wilden nemen. In het najaar van 1946 vertrok Julie met haar twee jonge kinderen en haar moeder naar Nederland. Naar een land waar Julie als 26jarige oorlogsweduwe bepaald niet met open armen werd ontvangen. 

Dit blog is de gedeeltelijke weergave van een tocht door het verleden van Julie afgewisseld met de toenmalige actualiteiten en bevat als voorpublicatie verkorte schetsen uit een nog samen te stellen boekpublicatie waarin met name de geschiedenis van Julie en de mensen om haar heen vanuit een psychoanalytisch perspectief wordt beschreven. Met specifieke aandacht voor 'verdringing' en 'ontkenning' en de gevolgen hiervan. 

Een andere rol speelt ook het 'relativeren' van hetgeen gebeurd was. De drie genoemde afweermechanismen spelen een grote rol bij de behoefte om te willen 'vergeten' maar vragen ook veel energie die tot geestelijke uitputting en depressies kunnen leiden. Vanaf het begin van de jaren '70 in de vorige eeuw had Julie steeds vaker terugkerende korte en langere perioden met depressies en had grote moeite haar verdriet maar ook boosheid over hetgeen haar in het verleden was overkomen onder woorden te brengen. 

Juist door het alsmaar relativeren en het ontkennen (ach, het viel wel mee, anderen hebben het zwaarder gehad) zorgde verdringing voor emotionele onbereikbaarheid en steeds langer durende  'verdriet perioden' bij Julie. Waarbij Julie zich afsloot voor haar directe omgeving en zich verstopte in haar atelier.

Het tekortschieten van de taal om te kunnen overbrengen wat was doorgemaakt is een terugkerend thema in het werk van Dr. Hans Keilson. Het is een thema wat ook op gaat voor de in Indonesië geboren Indo's die volgens de Nederlandse overheid zo 'succesvol en geruisloos' zijn geïntegreerd in de naoorlogse Nederlandse samenleving. Julie en de auteur van dit blog hebben Hans Keilson als therapeut gekend. Dit blog is geschreven in de geest van de uitspraken die Hans Keilson in een interview* deed. 

Het wezen van de psychoanalyse is dat je op de bank ligt en vrijuit associeert zonder ook maar iets te verzwijgen. 

Je moet precies de dingen die je niet graag hoort over jezelf kunnen zeggen, zodat je weet wat er in je leeft. 

Je moet eerlijk zijn tegenover jezelf, ook al schaam je je dood voor je gedachten. 


De uitspraken van Dr. Keilson zijn de basis voor de aanstaande blogberichten. Wie was Julie? Wat is haar overkomen? Het is een onderzoek naar achtergronden en een zoektocht naar het begrijpen van een intelligente en artistieke vrouw met een multiculturele achtergrond die in een door economische crisissen en oorlogen geplaagde wereld naar eenvoudig 'geluk' zocht.

Alinea's uit de brieven van Julie zijn aangevuld met teksten uit krantartikelen waarin Julie over zichzelf verteld. In het blog worden telkens momentopnames opgenomen die zich later tot een geheel zullen vormen. De traumatische gebeurtenissen tussen 1941 en 1946 gaan vooraf aan een onrustige periode waarin Julie opgroeit en volwassen wordt. In 1940 en in 1941 krijgt Julie twee kinderen. Na 1946 zal  Julie voor de tweede keer trouwen en nog eens 12 kinderen krijgen. 

Ondanks de ook bij Julie zo bekende Indische zwijgzaamheid heeft Julie tijdens de laatste 20 jaar van haar leven momenten gehad waarin zij iets meer los liet dan voorheen. Het geheugen is niet altijd even betrouwbaar maar foto's, agenda's, boeken, kranten, archieven, filmmateriaal gesprekken met kinderen, vrienden en kennissen van Julie brengen weer veel geschiedenissen tot leven. Langzaam bouwen zich de laagjes op net zoals bij het maken van spekkoek ofwel Lapis Legit


De omgeving waar Julie is opgeroeid heeft een uitzonderlijk rijke culturele geschiedenis die vele jaren ouder is dan Nederland. Miljoenen jaren oude vulkanen die op gezette tijden actief werden zorgden voor een uiterst vruchtbare bodem. Er bevinden zich eeuwen oude tempelcomplexen met verborgen mythische verhalen waar Julie al heel jong veel over hoorde en ook vaak op bezoek is geweest. Paleizen waar de Sultanaten zich hadden gevestigd met landerijen die plantage's werden waar Julie's voorouders zijn geboren. Java was het eerste eiland in Indië waar Nederlanders en andere Europeanen veel geld verdienden en zich daarnaast vermengden met de lokale bevolking. 

Al bij aankomst van de VOC schepen rond 1600 begon de vermenging met de lokale bevolking. De eerste Indo-Europeanen waren al geboren uit de Portugezen in de jaren daarvoor. Er werd handel gedreven, er kwamen havens, verharde wegen en spoorlijnen. Er werden plantages aangelegd en fabrieken gebouwd. Er ontstonden Europese en Chinese wijken tussen de kampongs in de almaar groter groeiende steden. De rond 1900 geïntroduceerde Ethische Politiek zou de samenleving in Nederlands-Indië van meer gelijkheid en welvaart moeten voorzien.

Het verhaal van Julie begint op Java rond 1840 in de omgeving van Soeracarta. Het was de periode van het landrentestelsel daarna volgen het cultuurstelsel en de ethische politiek. Meer dan 1000 jaar geleden werden er grote en kleine boeddhistische tempels gebouwd. Met de komst van de Islam op Java en de omringende eilanden werden er vele grote en kleine moskeeën gebouwd. Later kwamen er de kerken en kloosters en er werden verharde wegen aangelegd en steden met flinke Hollandse gebouwen en grote en kleine huizen in Hollandse stijl. 

Hollandse invloeden in het land van een bevolking die al duizenden jaren op de vele eilanden woonden en die hun eigen animistische tradities zouden vermengen met  nieuwe religies en door buitenlanders opgelegde wetten. Julie groeide op in een Nederlands-Indisch gezin. Een Indo-Europeese familie. 

Als Julie, eenmaal in Nederland aangekomen een gezin sticht worden deze 'roots' opnieuw doorgegeven. Er wonen heden circa 1 miljoen mensen in Nederland met gedeeltelijk Indisch DNA. In het huidige Indonesië wonen volgens schattingen meer dan 7 miljoen personen met Hollandse roots. In 1920 het geboortejaar van Julie, was het oude Indië al meer dan 300 jaar de belangrijkste externe inkomstenbron van Nederland. Een zeer gering aantal witte Europeanen had de leiding over meer dan 70 miljoen 'onderdanen'. De gemengdbloedigen zoals de vader en moeder van Julie bevonden zich op een lager (wettelijk) niveau. Bij gebrek aan een heldere cultuurpolitiek lag de nadruk op geld verdienen en onderdrukking van de lokale bevolkingen en zeker niet op het in stand houden van het culturele erfgoed. 

Hoe donkerder de huid des te minder kansen op een 'goede functie' tussen de blanke overheersers. Er waren wetten en regels om de blanke Europeanen te bevoordelen t.o.v de Indo's of inheemse bewoners. De verontwaardiging was groot in Nederland toen de Japanners steeds dichterbij kwamen. Dwz Nederland was al bezet door de Duitsers maar de vlot naar Engeland 'uitgeweken' Nederlandse regering vond toch nog tijd en de wijsheid om in 1941 de oorlog aan Japan te verklaren. 


In 1942 werd Nederlands-Indië binnen een paar maanden door de Japanners bezet. De Japanners wisten eigenijk niet zo goed wat zij aan moesten met de gevangen genomen Nederlanders. De Nederlanders waren immers hun 'Vaderland' al kwijt aan de Duitsers. De Nederlanders die in kampen werden opgesloten weigerden zich als 'verslagen' volk aan te passen aan de regels van de Japanse bezetters. De Indonesiërs waren in eerste instantie blij dat zij van de Hollanders af waren. De gemengdbloedige 'Indo's' werden niet in kampen opgesloten maar hadden als 'buitenkamper' een buitengewoon onzeker bestaan en werden door de Japanners, Indonesiërs en Nederlanders gewantrouwd want waren zij Europeanen of Indonesiërs?  

Er kwam een nieuwe vlag in 1942. De Nederlandse scholen gingen dicht en het Nederlands werd afgeschaft men moest een nieuwe taal leren en de zeden en gewoontes van de Japanners leren accepteren. De blanke Nederlanders werden in afgeschermde wijken of kampen opgesloten en de meer dan 200.000 'gemengdbloedigen' moesten kiezen. Indonesiër worden of ook het kamp in. Dat werden de 'buitenkampers'Omdat Julie er zo Indisch uitzag en over de juiste papieren kon beschikken werd zij niet geïnterneerd. 

Julie bleef buiten de voor de Europeanen ingerichte kampen. Er volgde voor Julie alsnog vier jaar van verraad, vluchten, vernederingen, gevangenneming en vele ontberingen voordat zij haar kinderen weer bij zich zou hebben. Julie was vanwege het uitdelen van voedsel (de Japanners beschouwden dat als een verzetsdaad) in 1943 mogelijk verraden door een nichtje. Na het einde van de Japanse bezetting werd Julie door verschillende Indo's die wél in de kampen hadden verbleven voor Jappenhoer uitgemaakt omdat zij buiten de kampen had weten te overleven?  

Vanaf 1945 probeerde Nederland weer het 'gezag' in Nederlands-Indië te herstellen maar de Indonesiërs wilden niet opnieuw 'bezet' worden. Zeker niet door de Hollanders die immers van de Japanners hadden verloren toen het er op aan kwam. Opnieuw volgde een periode van vervolging, opsluiting, honger, ziekte en grote onzekerheid voor de Nederlanders de Indo's maar ook voor de Indonesiërs. In Julie's bescheiden dossiermap bevinden zich ook brieven omtrent haar scheiding in 1992 van Anton, haar tweede echtgenoot. 

Uit de brieven in het mapje valt op te maken hoe bijzonder goed het geheugen van Julie was. Details uit haar leven na aankomst in Nederland werden moeiteloos opgeschreven tot eind jaren '90. Dit in tegenstelling tot haar geslotenheid over de periode's van haar leven van vóór 1947. De brieven die Julie in 1999 aan haar broer Boy schreef lichten de sluiers van het verleden opnieuw enigermate op. 


De kinderen van Julie en Anton groeiden op met ouders die beiden een zeer verschillende culturele achtergrond hadden. Julie en Anton hebben beiden een andere oorlog meegemaakt. Zij hebben een onvergelijkbare jeugd gehad die ook binnen hun relatie een grote rol zou spelen. Samen kregen zij twaalf kinderen. Julie had al twee kinderen en Anton had reeds vijf kinderen uit eerder relaties. Er zijn heden meer dan vijftig kleinkinderen. In hoeverre de gebeurtenissen en trauma's uit het verleden van Anton en Julie effekt op hun kinderen en kleinkinderen hebben is een ander verhaal. 

In dit blog wordt de geheimzinnigheid en terughouding rond de achtergrond van Julie afgewisseld met de soms heftige verhalen die Anton over 'zijn' oorlog en de grote vooroorlogse crisis vertelde. Over zijn leven van vóór en tijdens de oorlog was net zoals over het leven van Julie niet veel bekend. Hun beider jeugd, hun oorlogservaringen en het Nederland van ná de oorlog hebben echter een groot individueel effekt op hun opgroeiende kinderen gehad. De magere inhoud van de bruine dossiermap van Julie is een lange en bijzondere reis geworden door het verleden van Julie en vele anderen. Een verleden wat met zekerheid ook in het DNA van hun kinderen en hun kleinkinderen te vinden zal zijn.

PS. In december 2013 is dit blog bijna drie jaar oud. Er zijn nog vele vragen niet beantwoord. De zoektocht gaat voort. Dankbaar ben ik voor de vele warme en soms zeer warme en emotionele reacties van lieve mensen die mij advies en tips gaven maar ook hun persoonlijke ervaringen met mij deelden.  


Julie hield o.a. van de gedichten van Leo Vroman hieronder twee citaten:


Aan een vriend

Ach, laten wij geen ogenblik bederven
voor wie van ons het eerst zal moeten sterven,
en laten wij ook nimmer praten
van alles wat wij huichelden en haatten.

Julie vond vooral deze regel heel mooi:

Ach, laten wij het leed dat men ons deed, vergeten,
God zal het allemaal wel weten

De laatste regels uit het gedicht Vrede uit ‘Slaapwandelen' 1957 passen meer bij haar echtgenoot Anton die tijdens de oorlog in Amsterdam verbleef.

Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen, 

en herhaal ze honderd malen: 

alle malen zal ik wenen.

**
Toen de Japanners Nederlands-Indië binnengevallen waren, werd de in Batavia afgestudeerde wetenschappelijk onderzoeker en Dichter Leo Vroman (‘Liever heimwee dan Holland’) geïnterneerd en verbleef in verschillende kampen onder andere in Bandoeng, Tjilatjap, Batavia, Singapore, Osaka en Nagaoka. Na de oorlog ging hij in New York wonen en werken. Hij is een van de circa 50.000 personen die na gerepatrieerd te zijn buiten Nederland is gaan wonen.






We gaan op reis naar Tropisch Nederland






Het handschrift van Julie 1999 met de tekst die op de dossiermap staat













Pas op hoge leeftijd liet Julie iets méér los. 
Bijvoorbeeld in de binnenzijde van een boek


Hieronder een 'kladje' gevonden in een schrift. Circa 20 pagina's van een script wat een aanzet zou moeten worden tot een biografie in boekvorm. 

Julie is er in 1996 in Thailand aan begonnen. Zij schreef het in de Engelse taal. Vermoedelijk om 'emotioneel afstand' te kunnen houden van de 
pijnlijke ervaringen maar ook vanwege het grote gemis van haar 
geboorteland waar zij zo dichtbij was maar niet naar toe durfde te gaan. 


1996 - Het boek over Julie zal met deze pagina beginnen.

San Remo 8 december 2000 

Julie en haar vriend Carlo Maglitto in Bangkok 1996

1988 Amsterdam, Anton en Julie

1969 December - Julie met Marco de laatst geboren baby

Julie midden jaren '60 in haar kleine thuis-reclamebureau

Eind december 1959 komt na jaren van moeilijkheden het gezin van 
Gerard van der Steur vanuit Java in Amsterdam aan met de ss Zuiderkruis. 
Gerard is de broer van Julie en werd Boy genoemd. 
Het gezin was nooit eerder in Nederland geweest.  


1959 Aankomst in Amsterdam. Links Boy van der Steur en naast hem Julie. 
Boy en Julie hadden elkaar voor het laatst in Jakarta oktober 1946 gezien. 
Boy heeft van 1943 tot 1945 als Romusha - dwangarbeider onder 
de Japanse bezetters moeten werken. 

1959 December - Julie met negen kinderen. 
De oudste twee kinderen staan niet op deze foto en er zouden 
nog drie kinderen geboren worden in 1960, 1964 en 1969

Amsterdam 1952 Anton en Julie

Soerabaja - April 1940 William en Julie

1937 Julie aan de Merdikaweg - Bandoeng


Julie circa 1927 - In de buurt van Solo ofwel Soerakarta




het zal het enige recept in dit blog zijn!


1942 Oorlog

  • Digg
  • Del.icio.us
  • StumbleUpon
  • Reddit
  • RSS

DNA 1 - Casper Frederik Deuning - Suikerman van de oude garde – 1842 - 1870


Al eerder schreef ik nieuwsgierig te zijn naar het DNA van Julie. Maar ook naar de overerfde eigenschappen van haar ouders en voorouders en hetgeen zij hebben overgedragen aan hun kinderen en kleinkinderen. Hierbij speur ik niet alleen naar trauma’s en andere ellende maar ook naar zintuiglijke en andere vormende ervaringen zoals opgroeien in een landelijke of stedelijke tropische omgeving of verhuizingen en andere ingrijpende veranderingen die kinderen en later volwassen geworden nakomelingen alleen kunnen doorstaan als zij ‘stevig’ genoeg zijn. Kindersterfte door zwakheid of ziekte in het Indië van voor 1900 was één op de vijf maar vermoedelijk hoger.    Jeanne Heijligers de ‘blanke’ grootmoeder van Julie heeft bijna haar gehele leven in steden zoals Soerabaja of Bandoeng geleefd. De zeer Indische grootvader en de inlandse grootmoeder van Julie hebben aan de voet van vulkaan de Merbabu op Midden-Java gewoond. Er zijn geen aanwijzing dat Casper en zijn vrouw Djeminem ooit passages geboekt hebben met schepen naar de haven van Batavia of zelfs naar Nederland. Soerabaja met de trein bereiken was in die dagen een heel avontuur.

Twee kleine krantenknipsels uit 1905 sluiten het leven van Indo-Europeaan Casper Frederik Deuning af (Soerakarta 11-03-1842 – 11-03-1905 Tjepper). Casper was de andere en wél in Indië geboren grootvader van Julie. Opnieuw een grootvader die Julie nooit zou ontmoeten. Casper was de vader waar zijn dochter Charlotte nooit over sprak. Charlotte is de moeder van Julie. Er zijn geen foto’s van Casper of brieven met een handschrift van hem gebleven. Charlotte was twee jaar oud toen haar moeder Johanna vijf dagen na de geboorte van het laatste kindje in mei 1898 overleed. Kleine Marietje zou niet lang daarna ook overlijden. Johanna heeft aan veertien kinderen het leven geschonken. D.w.z. veertien kinderen die uiteindelijk zijn ingeschreven bij de burgerlijke stand als Indo-Europeaan. Het geheugen van Charlotte werd overschaduwd door haar eenzame jaren ná het overlijden van Casper en Johanna. In het najaar van 1905 werd Charlotte in het internaat van de Zusters Franciscanessen in Semarang geplaatst. Haar oudere broers en zusters woonden en werkten op verschillende plaatsen in de provincie Bojolali. Casper had na het overlijden van Johanna nog twee jaar in het ouderlijk huis op het terrein van Suiker Fabriek Tjokro Toeloeng gewoond. In 1900 kon hij met pensioen na vijfentwintig jaar als administrateur van de onderneming werkzaam te zijn geweest.

Wat betekend eigenlijk ‘Suikerman van de oude garde’. Is dat een compliment of een verwijzing naar de oude tijden van het beruchte ‘cultuurstelsel’ (1830-1870)’ de periode waarin op buitengewoon slimme wijze via de opbrengsten uit ‘Landverhuur’ half Nederland werd afgebouwd. In het epicentrum van alle activiteiten bevond zich de Nederlandsche Handel-Maatschappij. Een ideetje van Koning Willem I om van Nederland weer een grote mogendheid te maken na het faillissement van de VOC. De Sultans werden betaald voor het verhuren van hun landerijen inclusief de werkende bevolking. De bevolking mocht alleen voor export geschikte producten verbouwen en uit de opbrengsten werden de Sultans en hun families betaald. Uiteraard na aftrek van belastingen, ambtelijke kosten en militaire bescherming tegen andere opstandige sultanaten. Rond 1840 woonden er minder dan tienduizend Europeanen in Nederlands-Indië waarvan de helft in de hoofdstad Batavia.

Casper Frederik Deuning werd geboren in 1842. Zijn vader was de in Soerakarta aangestelde Lijfwacht-Dragonier Hendrik Deuning en woonde in Fort Vastenburg.  Hendrik diende weliswaar onder de koning Willem I en II maar stond onder bevel van  August Jan Casper Dezentjé de vader van de later zo fortuinlijke Tinus Dezentje die tevens (meer dan) 28 kinderen zou produceren. Toen Casper werd geboren was Koning Willem IIofwel Willem Frederik net twee jaar koning der Nederlanden. In het leger werd Willem II ‘Slender Billy’ genoemd. Journalist Eillert Meetergeeft in zijn in 1857 verschenen memoires wat nadere uitleg over de bijzondere bijnaam van Willem II. Koning Willem III was een stuk dikker en trouwde met zijn nicht. Willem III werd door Sicco Roorda van Eysinga niet geheel onterecht ‘Koning Gorilla’ genoemd. Willem III werd na zijn tweede huwelijk de vader van Koningin Wilhelmina. De kleurrijke Sicco Roorda  heeft enige jaren in de Kraton van Soerakarta gewoond en Casper zal hem vast wel eens op straat hebben zien lopen. Casper is opgegroeid in en om Fort Vastenburg waar zijn vader deel uitmaakte van de militaire eenheid die de Sultan moest beschermen. Uit het ‘Geslachts-register van 1857’ blijkt dat er in dat jaar acht mannelijke Deuning’s in Soerakarta zouden wonen. Tien jaar later zijn er nog drie in leven. Het zijn de Duitse afstammelingen uit de vierde generatie van Michiel Doningh uit Anspach (Hessen-D) die op 29 november 1728 voet aan wal zette in de haven van Batavia. Geen van de Deuning’s was met een Europese vrouw getrouwd. Alle Deuning kinderen hebben een inlandse moeder waarvan erkenning pas mogelijk werd na een wetswijziging in 1892.

Wij zijn in 2013 in Tjepper het huidige Ceper baru’. Casper is gestorven in een huis op het terrein van Suiker Fabriek (S.F.) Tjepper. Hij zal daar op bezoek geweest zijn bij twee van zijn kinderen die daar werkzaam waren. Zou Casper op die zaterdag zijn verjaardag gaan vieren met al zijn kinderen? Zijn jongste dochter Charlotte was toen nog net geen acht jaar oud. Charlotte zou vijftien jaar later de moeder van Julie van der Steur worden. Haar oudere zus Anstina (1886) was toen al samen met haar aanstaande verloofde en leerling-tramconducteur Louis Bennewitz. Anstina werkte op de administratie van de suikerfabriek. Anstina en meerdere zussen en broers hadden het Klein-Ambtenaren-Examen gehaald wat aansloot op het Lagere Hollandsche School diploma. Met dit kleine examen had kon men als Indo-Europeaan een positie veroveren in de lagere regionen van de Indische ambtenarij of men kon zoals veel zoons van Casper een (stoom)machinisten opleiding gaan doen. Het Groot Ambtenaren Examen was voor geen van de Indo-europese Deuning kinderen haalbaar geweest. Om dat diploma te kunnen veroveren moest je naar de Hogere Burger School en daarna naar Batavia of naar de Indische Instelling in het verre Holland.

In 1967 woonde tante Anstina (1886) met drie zusters waaronder mijn oma Charlotte en een nicht in Den Haag. ‘Kijk eens hier’ en tante Anstina pakte voorzichtig mijn arm en leidde mij schuifelend naar een groot schilderij. Een Javaans landschap met zicht op de Merapi vulkaan. ‘Kijk’ spraak zij met zachte stem en met dat lichte Indische accent. ‘Daar ga ik later naar toe en dan haalt de koessir (koetsier) mij op om mij naar Tjokro Toeloeng te brengen. De djongos (huisbediende) heeft mijn kamer al op orde gemaakt. Dan ben ik weer thuis weet je’. Met die typische Indische klemtoon op thuis. Tante raakte het schilderij voorzichtig aan en haar ogen dwaalden weemoedig over het landschap. In haar ogen boven de perzik kleurige wangen welden kleine tranen op. Weet je .... ik ben zo moe. Het thuis van tante Anstina was het grote vrijstaande huis op het terrein van Tjokro Toelong. Waar in de achtertuin de kleine aarden kruikjes werden begraven met de navelstreng van elk pas geboren kind.

Casper heeft nooit gestudeerd. Studeren en een Hoge Ambtenaar worden binnen het Indisch Gouvernement was een onhaalbare ambitie van de Indo-Europeaan, hooguit een droom. Wettelijk mochten alleen de in Nederland geboren ambtenaren de hoge posities in nemen. Door hun gemengde afkomst werden Indo’s zelden als volwaardige collega’s door hun blanke broeders geaccepteerd. Nog geen jaar eerder werd het in de Tweede Kamer besproken Rhemrev rapport over mistanden op Oost Sumatra door de daar heersende planters honend afgedaan als ‘weer zo’n rapport door een halve Javaan’. Dat was 1904. Het rapport was geschreven door de ‘Indische’ officier van Justitie J.L.T. Rhemrev. Met de naam Rhemrev is iets bijzonders aan de hand. Draai de naam om en je komt op  Vermehr. Casper Deuning is in het toen nog dorpse Soerakarta geboren in 1842. Hij groeide op in en rond het oude Fort Vastenburg in het gezin van soldaat Hendrik Deuning. In het Zeeuwse emigratieregister komt de naam Deuning veel voor. Die Deuning’s vertrokken echter allen naar Amerika en waren niet katholiek. Honderd jaar eerder op 29 november 1728 zette Michiel Doningh uit het Duitse Anspach voor het eerst voet aan wal op de kade van de haven van Batavia. Michiel was in dienst bij het VOC als soldaat. Hij zou nooit meer naar Nederland en Duitsland terugkeren. In 1741 kon hij ontslag nemen en werd ‘Vrijburger'. Hij zou zich vestigen in Soerakarta, het huidige Solo. Er woonden tot 1870 nauwelijks Europese vrouwen in Oost-Indië zoals het toen nog genoemd werd. En Michiel zal zo als zoveel uit Europa afkomstige sinkeh (nieuwkomers) samengewoond hebben met de vaak beeldschone Inlandse vrouwen die al zeer jong beschikbaar waren om in te trekken als bediende of Njai. 

Deze vorm van samenleving werd als onwettig beschouwd maar men kon kinderen na zeer veel administratieve rompslomp wel erkennen. Volgens de toenmalige Nederlandse wetgeving in Indië waren er maar twee categorieën bevolking. Inlands of Europees. Als de Europese vader een rechtschapen en gefortuneerd man was dan zorgde hij ervoor dat zijn kinderen ‘erkend’ werden. Toch zullen er zéér veel niet erkende kinderen met hun moeders terug naar de kampong zijn verdwenen. Dat fenomeen herhaalde zich voortdurend. Uit Nederland afkomstige soldaten mochten niet getrouwd zijn hierdoor nam het aantal gemengdbloedige kinderen aan het eind van 1800 zorgbarend toe. De oom van Julie, Johannes van der Steur begon in 1893 met de opvang en verzorging van uiteindelijk meer dan 7000 ‘soldaten kinderen’. Soldaten werden vaak overgeplaatst en lieten dan hun Njai met meerdere kinderen achter. Casper en zijn broers hadden mazzel met hun vader. Ondanks hun gemengde afkomst waren zij erkende Nederlanders geworden. In Soerakarta woonden rond 1840 circa 150 Europeanen waarvan er een zeer klein gedeelte echt uit Nederland kwam. Er woonden Duitsers, Fransen, Engelsen, Belgen en soms een verdwaalde Italiaan. De aanwijsbaar in Nederland geboren bewoners waren de Hoge Ambtenaren of Officieren. Wettelijk konden alleen in Nederland geboren personen tot de hoogste rangen in Indië doordringen. Nieuwkomers werden opgevangen in de sociëteit een belangrijke (verplichte) sociale ontmoetingsplaats. De sociëteit van Soerakarta  bevond zich niet ver bij de Kraton (paleis) van de sultan vandaan. In de sociëteit ‘de Harmonie’ werden de nieuwkomers ingewijd in de ‘kunst van het overleven in de Oost’. Daar kreeg je de tips om aan een huishoudelijke staf te geraken. Daar kreeg je te horen over hoe men zich moest gedragen in het openbare leven. Daar kreeg je te horen dat ‘un lit séparé’ de beste mogelijkheid was om niet te veel kinderen te maken. 

Rond 1840 woonden er op Java circa 5 miljoen Javanen en circa 4000 Europeanen die onder het Nederlandse bestuur sorteerden. 4/5 van Java was nog bos of bergachtig. Casper zal net als veel van zijn wel en niet erkende of gewettigde stadsgenootjes de Hollandse Lagere School hebben bezocht alwaar zij streng in de Hollandse taal werden onderwezen. Dat was ook hard nodig want de omgangstaal was een mengeling van Nederduits, Hollands, Frans en Maleis. Toch zal de inheemse invloed op Casper zeer groot zijn geweest. Aan de randen van kleine wijkjes waar de minder gefortuneerde Europeanen woonden, begonnen de kampongs waar ook vriendjes woonden en daar achter bevond zich het weelderige tropische landschap met altijd uitzicht op vulkaan de Merbaboe.

Hendrik de vader van Casper komt op 18 november 1859 te overlijden. Zijn vrouw Sara de gedoopte inlandse vrouw en moeder van Casper was hem in 1843 al voorgegaan. Casper is net zeventien jaar oud als hij wees word en samen met zijn één jaar oudere broer Frederik de verantwoordelijk hebben over de huishouding en de kleine nalatenschap die niet meer geweest zal zijn dan het ouderlijk huis en wat spaargeld. Nakomertje Frans is nog te jong om aan het werk te gaan en Casper is genoodzaakt om werk te vragen bij de eigenaren van firma Dorrepaal en Co uit Semarang die ook een bijkantoor en winkel in Soerakarta hadden. Hij kan als leerling klerk aan de slag binnen Handelsonderneming Dorrepaal wat handelde in alles wat los en vast zat en waarvan de eigenaar al snel tot de eerste lokale miljonairs van Indië geteld kon worden. Casper zou tot aan zijn overlijden de familie Dorrepaal trouw blijven. Veel van zijn kinderen en schoonkinderen zouden op zijn voorspraak werk vinden in één van de vele Dorrepaal kantoren, plantages of fabrieken. Als Indo-Europeaan had hij weinig andere keus. Loyaliteit en even de andere kant op kijken bij duistere zaken of helpen bij de uitvoering daarvan werden immers beloond.

In 1862 was ook het doorgaans zo rustige en saaie Soerakarta in rep en roer. Eindelijk zouden de zo vaak bijgestelde plannen voor een spoorweg waar ook Soerakarta mee verbonden zou worden doorgang gaan vinden. Op vrijdag 31 oktober waren er de gehele dag grote festiviteiten. Het Samarangsch Advertentie-Blad van 2 november bracht uitgebreid verslag. Nooit eerder was er een dergelijk feest in Soerakarta georganiseerd waar de gehele bevolking bij betrokken was geweest.  De Europese en Chinese wijken waren schitterend verlicht net zoals het huis van ‘den Resident Nieuwenhuijzen’. Behalve de Gouverneur Generaal van Indië Baron Sloet van de Beele waren ook Zijne Hoogheid de Soesoehoenan(Keizer) en ook Prins Mangkoe Negoro op het feestje. Casper kon vanaf de straatkant in het gevolg van de Resident en zijn werkgever en eveneens de bankier van de ‘Landhuurders‘, mijnheer G.L. Dorrepaal waarnemen. Een baas die het enige jaren later flink aan de stok zou krijgen met ingenieur Sicco Roorda van Eijsinga die later goede vrienden zou worden met Multatuli ofwel Eduard Douwes Dekker de schrijver van het boek Max Havelaar.

Al die hoge bezoekers die Casper en zijn broers met ontzag en verwondering tijdens het spoorweg-aanleg-feest van 1862  voorbij zagen komen vertegenwoordigden een kleine ‘witte’ gemeenschap die de dienst uitmaakte over  geheel Indië. Een dienst die maar één belang en opdracht had, een forse bijdrage leveren aan het ‘Batig Slot’. Ofwel de winst die voortkwam uit het ‘cultuurstelsel’. Toen Casper geboren werd in 1842 heerste er enige jaren later grote hongersnood onder de inlandse bevolking die ook de landerijen rond Soerakarta zouden treffen. Enerzijds ontstaan door klimatologische problemen anderzijds door de veeleisende landverhuurders die ondanks de hongersnood hun export naar Nederland op peil wilde houden. Casper groeide relatief veilig op binnen de muren van het grote fort. Pas vanaf begin 1850 kon Soerakarta weer opgelucht ademhalen en werd het stadje beetje bij beetje uitgebreid en kwamen er meer inwoners die meehielpen de economische groei te bevorderen. Er ontstonden nieuwe straten en daaromheen weer nieuwe wijken. Er werden stenen Kerken en een Komedie gebouwd en ook een schoolgebouw voor vervolgonderwijs. En buiten het centrum belevende de Chinezen en Arabieren hun eigen religies. De Javanen hadden meerdere geloven en veel mysterieuze rituelen. Casper zal ze allen gekend hebben ondanks dat zijn familie christelijk was (of werd). Rituelen en gebruiken waar de Hollanders gaan bezwaar tegen hadden zou lang die niet tot onrust of zelfs opstanden zouden leiden. Ook Casper en zijn familie verhuisden naar een nieuwe wijk vlak bij de Chinese wijk waar tot ’s avonds laat altijd heerlijke hapjes te krijgen waren. Of anders wel bij inlandse warong die ieder hun eigen specialiteiten hadden. Het was een leven zonder haast behalve als de oogsten binnen gehaald moesten worden.

In 1862 was Casper twintig jaar oud en zal zich vast niet bezig hebben gehouden met kritiek op de  uitbuitingspraktijken van het Gouvernement wat onder direct bevel van de Koning stond. Hij zal zich ook niet al te vaak opgewonden hebben over het lot van de Inlanders. Hij was een kind uit de vijfde generatie van een uit Duitsland afstammende blanke grootvader die hem een Europese naam had geschonken. Door de relaties die zijn grootvaders met inlandse vrouwen hadden gehad was er vijf generaties later bar weinig Duits bloed te vinden in de genen van Casper. Hij sprak met familie en vrienden Maleis en een mengeling de lokale Javaanse talen. Op school had hij vriendjes gehad met een Europese Chinese, Arabische of inlandse achtergrond. Zijn vader behoorde tot de onderste laag van de groeiende middenklasse en zijn moeder was een inlandse uit de kampong van Soerakarta. Kinderen van Lijfwachten-Dragoniers werden niet als vanzelfsprekend lijfwacht los van de vraag of zij het ook wilden worden. Casper zal op verschillende kantoren en cultuurmaatschappijen het vak van ‘administrateur’ aangeleerd hebben. Een vak wat vanaf medio 1870 sterk zou veranderen door de afschaffing van het cultuurstelsel en de overgang naar twee nieuwe wetten de Agrarische wet en  de Suikerwet. Door de introductie van beide wetten kreeg ook Casper de kans om carriere te maken. – De onder deze tekst geplaatste afbeeldingen geven een indruk van het leven in en rond het oude Soerakarta het huidige Solo. Heden wonen daar meer dan 600.00 mensen.

Meer lezen over Casper ga naar - Deel 2 periode 1870 – 1905


1852 uitzicht op de Merbabu


1862-1866 Soerakarta

1852 - "De Europeaan in Nederlandsch Indië.”



Pakoe Boewono IX met echtgenote - 
Gouverneur Generaal Baron Sloet van de Beele - 
Prins Mangkoe Negoro die ook eigenaar was van S.F. Tjolomadoe

Sicco Roorda van Eysinga -
 G.L. Dorrepaal (Droogstoppel II) - 
Multatuli 

Soerakarta - Lijfwacht-Dragonier met echtgenote - 
Charles Louis Deuning oudste zoon van Casper Deuning

1860 - Suiker Fabriek Tjolomadoe 

Entree Kraton Soerakarta omstreeks 1870

1890 circa - Straatje in Soerakarta

Een Javaanse arbeiderswoning

Omstreeks 1870 Fort Vastenburg Soerakarta

1924 Fort Vastenburg Soerakarta

1870 Residentiehuis Soerakarta

1870 - Johannes Zoetelief Resident van Soerakarta en later Suiker Inspecteur - 
Hendrikus Zoetelief zoon van Johannes

!870 omstreeks - Javaanse Jonge Mannen


Pa van der Steur met 'Soldaten kinderen' 

  • Digg
  • Del.icio.us
  • StumbleUpon
  • Reddit
  • RSS