1964 – De Bevrijdingsdag(en) van Julie! - Ach als een snaar geen klankbord vindt ...

Heb ik mijn man en kinderen dan niet verhaald over mijn geboorteland, mijn Java? Ach als een snaar geen klankbord vindt, wat geeft het deze te beroeren ...


Julie heeft ons inderdaad nooit het verhaal verteld wat zij aan ‘Het Enige Indisch Blad Ter Wereld’ heeft toevertrouwd. Ik heb in het archief van dat blad op het verhaal van Julie geen reacties door andere lezers kunnen vinden. Daarvoor staat het misschien te veel op zich zelf. Het verhaal laat zich ook lezen als een afrekening. Het gaat over een onbekende grootmoeder van haar-moeders-zijde. Het gaat over overheersende en dominante grootmoeder die kennelijk ook in het huis van Julie woonde. En ook als zij niet in huis was dan prijkte háár beeltenis levensgroot in de binnengalerij. Julie schrijft verder: Haar opvoeding van dit bruine kleinkind was geheel gericht naar Haags voorbeeld. En zij was streng. Nóg hoor ik mijn grootmoeder op afgemeten toon tegen mijn moeder zeggen: “Bloed kruipt waar het niet gaan kan!”. 

Kennelijk werd de afkomst van de moeder van Julie door haar schoonmoeder niet erg hoog ingeschat. Dat ongehoorzame kleinkind had immers een Inlandse grootmoeder van moeders-zijde. Nou, dan wist je het wel als Haagse grootmoeder. Het karakter van de Inlanders en de Indo’s werden wel vaker over één kam geschoren. In 1907 gaf een Nederlandse huisarts met een jarenlange praktijk in Indië, opvoedkundige tips in de veel gelezen Sumatra Post.

1907 was het zelfde jaar dat de dominante grootmoeder officieel zou scheiden van de grootvader van Julie. Adriaan Hendrik van der Steur was al veel eerder vanwege ziekte (depressies) met groot verlof naar Nederland terug gekeerd en na de scheiding stond Joanna Carolina Elisabeth Heijligers geheel alleen voor de opvoeding van haar enige zoon. Zij was kennelijk niet blij geweest met de huwelijkskeuze van haar zoon. Joanna was ook niet aanwezig geweest op de eenvoudig gehouden en weinig feestelijke huwelijksvoltrekking in 1921 (zes weken na de geboorte van Julie) in het kantoor van de assistent-resident achter het stationnetje van Djenar. Pas na de geboorte van een tweede kleinkind zou Joanna het huwelijk van haar zoon accepteren en liet zij zich in het gezin van haar zoon gelden.

Julie sluit haar artikel in de Tong-Tong af met een boodschap aan de Indische lezers: Wij zullen ons niet tegen een volledige assimilatie kunnen verzetten. Waarom zouden wij ook? - De wereld is veranderd en wij zijn ook veranderd. Onze kinderen hebben hun eigen toekomst en wij hebben ons Verleden, dat mét ons geschiedenis zal worden. - En laten wij, “oudjes”, zolang we leven, als de Tong-Tong roept, bij elkaar komen in persoon of geschrift, om elkaar te verhalen over onze geboortegrond, want O God, dat land was zo mooi!

Julie ontkend in het geheel niet hoe mooi zij het land heeft gevonden. Zij geeft de lezers een boodschap mee. Je vind toch geen klankbord voor je oude herinneringen. Het is vroeger, het is voorbij want: Voor hen (de Nederlanders) is Indië slechts een vreemde, verre herinnering aan een koloniale staatsie.

Heden 2012, leven er circa 1 miljoen mensen met Indo bloed (“bloed kruipt waar het niet gaan kan”, siste grootmoeder) waarvan er nog maar een zeer klein gedeelte in Indonesië is geboren. Meer dan 200.000 mensen met een Indo achtergrond zijn bijna dagelijks actief met hun verleden. Door studie, op websites, in fora, of op bijeenkomsten. Adriaan van Dis heeft met zijn programma ‘Van Dis in Indonesië’ gemiddeld één miljoen kijkers getrokken. Het is voor hem een soort afsluiting met zijn Indische verleden in Nederland. Hij durft wat velen niet durven. Het onderzoeken en onder ogen zien van een soms triest makend verleden. 

Nederland heeft veel meer dan bijvoorbeeld Duitsland, grote moeite met het verwerken van het collectieve verleden. Dat geldt niet alleen voor Duitsland maar ook voor de geschiedenis van Nederlands-Indië. De bijna spreekwoordelijk geworden ‘Indische Zwijgzaamheid’ was zeer nauw verweven met het gebrek aan klankbord na aankomst van o.a. de Indo’s in Nederland.

Burgerslachtofferschap en cultureel racisme en de gevolgen van beiden op bevolkingsgroepen en individuen zoals bijvoorbeeld kinderen was toen en nu nog steeds, een ondergeschoven 'kind' wat niet in een ‘zwarte canon’ is te vangen. Dit schrijvende kom ik terug op het eerste artikel van dit blog met passages uit een interview met psychoanalyticus Hans Keilson. Het zijn woorden die voor een heel land of voor een individueel persoon op zouden kunnen gaan als aanwijzingen voor het schrijven over historische zaken. 

Hans Keilson zegt: het wezen van de psychoanalyse is dat je op de bank ligt en vrijuit associeert zonder ook maar iets te verzwijgen. - Je moet precies de dingen die je niet graag hoort over jezelf kunnen zeggen, zodat je weet wat er in je leeft. -  Je moet eerlijk zijn tegenover jezelf, ook al schaam je je dood voor je gedachten. -  Ik heb dit psychoanalytische inzicht op de literatuur proberen toe te passen en daar waren heel veel mensen niet mee gediend'. 

Met deze woorden in gedachten ben ik dit blog begonnen als vingeroefening en eventueel klankbord voor een boekpublicatie over de geschiedenis rond de familie van Julie die circa 1728 zal beginnen met de aankomst van een VOC schip uit Nederland wat afmeert in de haven van Batavia. Aan boord bevind zich de stamvader van de Indische Deuning familie. De familie van de zijde-van-Julie’s-Moeder. Dit blog is geen afrekening met het verleden maar een opsomming van vaak kleine maar opmerkelijke gebeurtenissen en grote incidenten die van grote invloed zijn geweest op Julie maar ook op haar kinderen. 

Kinderen die overigens muisstil zijn sinds het blog is begonnen eind 2010. Wie wil dat nou lezen merkte een van de broers in januari 2011 op. En een zus vroeg of ik niet met al te veel haat over vader wilde schrijven. Inmiddels is het blog 20.000 bezoekers verder en zijn er veel reacties op gekomen. Warme, bemoedigende en soms trieste reacties van onbekenden die kampen met een trauma. Met verhalen over kleine en grote beschadigingen omdat zij als kind zijn geboren in hele of incomplete gezinnen. Uit ouders die door oorlog en ander geweld alles waren verloren en waar de oude oorlog achter de nieuwe gordijnen steeds maar voort bleef woekeren. 

Waardoor je jezelf onvoldoende hebt kunnen identificeren met hen of met je omgeving. Opgroeiend onder dergelijke omstandigheden leer je jezelf nauwelijks goed kennen. Dat komt later pas en áls het al wil lukken. Als je relaties aan gaat die mislukken. Kinderen krijgt die jou niet begrijpen. Of als man of vrouw troost en warmte zoekt bij een soortgenoot op zoek naar het kind in jezelf. Als je langdurig te veel drinkt of te veel eet om de gaten te vullen die het onuitspreekbare gevoel aan gemis en begrip moeten compenseren. Als je te veel meepraat om zelf niet te hoeven denken maar om er bij te mogen horen. Als je op de stoel van de rechter gaat zitten om je eigen daden en onvermogen te bedekken of uit onwetendheid en toch denkt dat je gelijk hebt. Als je de eenzaamheid op zoekt om in het duister jezelf te willen begrijpen en dan bang word voor de dood. Erkenning vindt je nooit door ontkenning.

De kinderen van Julie behoeven niet bang te zijn. Over hen zal ik niet schrijven alhoewel er materiaal genoeg zou zijn. Wel over mijn ouders die een onthecht, lastig en bij vlagen depressief kind met oncontroleerbare buien hadden gekregen en niet begrepen wat hij toen mankeerde. De depressies gingen veel later pas over. Hij werd een jongen die als vijftienjarige op de loopplank stond van het schip De Vier Waarheden wat zwarte schapen vervoerde en naar de grote wereld zou uitvaren. Hans Keilson stond korte tijd op de kade en knikte naar het kind dat het goed was. 

Vanaf de reling zag het kind op afstand, maar betrokken wat er daarna gebeurde in het grote gezin. Het kind ging varen. Op zijn reizen zou hij veel andere passagiers ontmoeten die hem soms rijk of warm maakten of  licht lieten schijnen op duistere plekken. De broers en zussen wisten vaak niet waar hij heen voer en wat hij onderweg meemaakte en leerde. Dat weten zij nog steeds niet. Die hadden het te druk met hun eigen besognes. Soms kwam hij kort op bezoek en zocht dan graag weer het grote water op. Respect (voor elkaar), discretie, gevoel voor kwaliteit, warmte en liefde was de les die Julie al haar kinderen mee wilde geven. 

Het lastige kind heeft nooit zijn broers en zusters nodig gehad om te komen waar hij nú is. Maar Julie schreef ook dit : “Ook in tijden van overvloed zult gij met mij de karigheid verkiezen om daardoor te komen tot de Chalal” - Chalal is het boven-aardse, het goede, in tegenstelling met Charam het aardse, het slechte. - Dus met weinig veel doen. Chalal staat ook voor de steen der wijsheid, historisch besef en bewustzijn. En leren weten waar je vandaan komt om te ontdekken waar je naar toe gaat (lotsbeschikking). Charam staat ook voor het destructieve en jezelf niet vrij kunnen maken. Het is vandaag bevrijdingsdag 2012. Wie doet er mee?

In 1964 ging het in het grote gezin van Anton en Julie economisch voorspoedig. Het kleine reclamebureau van Julie en hun gezamenlijk voorlichtingswerk voor het Turfstrooisel Kantoor verliep zonder grote problemen. En ook de wet op de kinderbijslag was inmiddels goed op gang gekomen in Nederland en bracht veel extra verlichting in de grote gezinnen. En naast de verdiensten uit het harde werken van Anton en Julie kwam de kinderbijslag als slagroom op het gebak. Er werden nieuwe meubels gekocht. En nieuwe kleding voor alle kinderen. 

De oudste dochter werd zestien, dat werd gevierd met een feestje waarop Julie en Anton een dansje deden. Aan het jurkje van Julie is nauwelijks te zien dat zij zwanger was. Zwanger? Het dozijntje was toch vol gemaakt? Het jongetje werd in augustus 1964 in een ziekenhuis in Haarlem geboren. Het dertiende kind werd met liefde ontvangen in het steeds kleiner wordende huis. De kinderen werden immers steeds groter. De ziekenfondsbril voor het lastige kind had niet geholpen. De bril zat niet lekker en het linkerglas gaf niet de ‘gewenste oogcorrectie’. Uw kind verdiend een strabismusoperatie vertelde de oogchirurg op het spreekuur in het Groene Kruis gebouw. 

Met mijn goeie oog zag ik een oude grote dikke pad met een bril met jampotglazen zitten die mijn moeder dwingend aan keek. Julie knikte geïmponeerd en zei; tsja, dan moet het maar. Het gedeeltelijk slechtziende kind wat met één oog alles las wat los en vast zat en droomde van grote reizen naar Rusland, Indonesië en Afrika werd in de derde week van mei 1964 door Anton naar de Spinozakliniek in Amsterdam gebracht. Twee dagen later werd hij wakker, met twee volledig dicht geplakte ogen. Dwz het waren twee theezeefjes met veel leukoplast over de gebolde zeefjes die over zijn oogkassen heen waren geplakt en daarna een fijn groot verband om de boel bij elkaar te houden. 

Er was een groot nadeel. Het kind zou bijna dertig dagen niet(s) kunnen zien. Want door beide ogen ‘rust’ te geven zouden de oogspieren niet in beweging komen en zou het geopereerde oog kunnen helen waardoor het als ‘beoogd’ resultaat recht zou staan. Het was verschrikkelijk om als vroegrijpe twaalfjarige volslagen blind in een ziekenhuiskamer te liggen met een jongen waarvan zijn onderbeen was geamputeerd. 

Ik weet niet wie mij twee maal daags overal gewassen heeft. Ik weet niet wie de kamer schoonmaakte en zo’n warme fijne Amsterdamse stem had en mij vaak heeft getroost. Ik heb het geamputeerde jongetje met zijn hoge stem pas na een maand half waas kunnen zien. Ik heb verschillende keren dichtgeplakt aan zijn bed gestaan en mocht zijn gezicht en been voelen terwijl hij maar bleef praten. Net zo als zijn moeder die zo opgeruimd deed en zijn beenprothese zo mooi vond. Ik leerde op stemmen wachten of haten.

’s Nachts werd ik vaak huilend wakker omdat ik geen tijdsbesef meer had en eenzaam in het donker lag. De tranen maakten de pleisters los en de nachtzuster plakte dan weer brommend de zeefjes vast. Vader Anton kwam een keer per week een half uurtje langs. Van de schoonmaakster op wier stem en geur ik verliefd werd omdat zij mij  wel eens op mijn wang zoende had ik een klein radiootje te leen gekregen. De Beatles waren immers in het land en ik moest en zou horen hoe hun bezoek zou verlopen. De ontvangst in de kamer was zeer slecht. Alleen staande op de wc pot in het toilet op de gang kon ik mijn met verband bedekte hoofd door het wc raampje naar buiten wringen waardoor de lange antenne schuin over de gracht gericht voor een goede ontvangst zorgde. Ik hoorde dat het publiek op de Amsterdamse grachten uit hun dak ging en zelfs in het water sprongen om de rondvaartboot met The Beatles te kunnen bereiken. Ik huilde en zong hardop bedroefd de liedjes mee “She loves you yeah yeah yeah”.

Wat waren dat toch voor ouders die mij voor de derde keer in zes jaar het ziekenhuis in kregen. ’s Nachts droomde en huilde ik dat ik weg moest uit dat huis met al die kinderen en ouders die nooit tijd hadden. Het werd me daar te gevaarlijk. Liever alleen op de wereld dan met z’n allen in dat ene huis. Na thuiskomst was ik nog steeds enorm van slag. Goed zien lukte niet en mijn ogen bleven maar tranen. Na drie weken keek Julie mij geschrokken aan. Ze had een telefoontje gehad van het ziekenhuis. De attente secretaresse van die dikke Dr. EyePad had op mijn kaart gezien dat de hechtingen nog niet uit mijn linkeroog waren verwijderd. 

Hechtingen? Ma, je gaat toch wel mee hé, naar het ziekenhuis. Julie keek verschrikt maar gaf deze keer wel toe. In het ziekenhuis kwam na een tijdje de dikke pad in een doktersjas op mij afgelopen. Hij had een bril met een extra vergrootglas op en plaatste een ‘oogklem’ om mijn oogleden wijd open te houden. Met een kleine pincet trok hij een paar hechtingsdraden uit mijn oog. Verdoving had ik niet nodig. Dat was ik al van de schrik en Julie viel bijna flauw. In de daarop volgende maanden veranderde ik een ontheemde Katjang. Zo’n Nederlandse jongen uit Indië die tegen zijn zin in naar een Nederlands pleeggezin was gestuurd omdat de scholen daar beter waren.  Ik werd van ondeugend een deugniet. Mijn ouders kregen steeds minder over mij te zeggen. Ik had nu mijn eigen oorlog. Van binnen.

Anton begreep er niets van. Julie veel meer. Zij had immers in 1963 geschreven: Zodra ik daartoe de gelegenheid had, sloop ik de tuinpoort uit naar de grote weg. Die “grote weg” was óók als zo’n intrigerend deel van een onbekende wereld. Mij was immers vrij gaan en staan slechts toegestaan op de “onderneming!”. En deze grote weg, zo lang , zo warm, zo stoffig en zo grijs, verbond de onderneming met de rest van de wereld”. 

Julie wist dat elk van haar kinderen een eigen karakter had wat telkens verschillend was en dat ieder zijn ‘eigen grote weg’ zou moeten kunnen gaan. En keuzes zouden maken waar zij dan zélf verantwoordelijk voor werden. Julie gaf haar kinderen borstvoeding en daarna melk en brood. Maar ze moesten zelf leren lopen en honing leren zoeken. En zij liet haar kinderen al jong gáán. Ook al bleven zij langer in huis wonen. Voor Julie was het na aankomst in Nederland élke dag bevrijdingsdag. 

Zij schreef in 1963 - “Wij zullen ons niet tegen een volledige assimilatie kunnen verzetten. Waarom zouden wij ook? Ons Vaderland is goed! Het heeft ons ontwortelden, in een tijd van doodsnood een veilig thuis gegeven. Onze kinderen hebben hier kansen, welke in vroegere tijden alleen aan welgestelden beschoren waren, die een “opvoeding in Holland” konden betalen ».



De scheiding tussen Joanna en Adriaan is op 30 oktober 1907 in Den Haag uitgesproken



1907 - Uit de Sumatra Post een opvoedkundige les voor de moeder van 
kleine Ferdinand die 20 jaar oud de vader van Julie zou worden



Zou kleine Ferdinand er toen zo bij hebben gelopen? 
Als een 'Hollands' kind in de tropen.

Hieronder opnieuw een belangrijke tip voor vaders en moeders die 
hun kinderen trachten op te voeden in de gordel van smaragd.

De verleidingen waren echter groot en zoon Ferdinand 
begon in 1920 of misschien wel eerder een verhouding 
met een veel ouder Indo meisje.


Zoon Ferdinand volgde een degelijk opleiding aan de technische school 
en zou later machinist worden op Suiker Fabriek Poerworedjo.

1918 - Ferdinand ging rond dat jaar aan de slag in Suiker Fabriek Poerworedjo

Er werden miljoenen winsten gemaakt voor de aandeelhouders in Nederland 

Op het grote terrein van Suiker Fabriek Poerworedjo woonde 
en werkte Ferdinand aan de grote machines. 
Hij zou daar ook productief worden met Charlotte. 
Samen werden zij de ouders van Julie.

In december 1920 werd Julie geboren. Ferdiand en Charlotte 
zouden in januari 1921 in het huwelijk treden

Stasiun Jenar zoals het heden genoemd wordt

Het scheelziende ventje in 1955.Het oog staat naar binnen gericht. 
Na de 'geslaagde' operatie in 1964 stond het oog 
niet in het midden maar naar rechts.

 Het Spinozaziekenhuis in Amsterdam zou rond 1966 gesloopt worden

Een strabismusoperatie - hierbij worden de oogspieren ingekort.

In de daarop volgende maanden veranderde ik een ontheemde Katjang. 
Zo’n Nederlandse jongen uit Indië die tegen zijn zin in naar een 
Nederlands pleeggezin was gestuurd omdat de scholen daar beter waren.  

1964 - Zwangere Julie doet een dansje met Anton 
en was zwanger van haar dertiende kindje. 
's Avonds was er een 'tiener feestje' vandaar de visnetten aan de wanden.

  1964 - nieuwe kleding gekocht bij Peek en Cloppbenburg. 
Daarna naar het oude Waterlooplein waar nu het 
Amsterdamse gemeentehuis is gebouwd. 
Het jongetje rechts durft zich nauwelijks te bewegen in het nieuwe kostuum. 
Ook zijn ogen zijn nog niet helemaal op orde

1964 - Julie in het midden met een soort Mies Bouwman kapsel.
Het slechtziende jongetje vooraan heeft tweedehands voetbalschoenen 
gekocht. Zou hij nu wél in het doel kunnen schieten?

1964 - Julie had een nieuwe Martin Visser bank uit de 
Gelderland collectie uitgekozen

1964 - Voor Anton was er een Artifort -Oyster (Oester) stoel gekomen.


  • Digg
  • Del.icio.us
  • StumbleUpon
  • Reddit
  • RSS

0 comments:

Post a Comment